> Aanwijzingen

 

* CONCEPT EN FANTASIE

> Het verhaal

> Tableau en muziek

> Synopsis

> Interpretatie

> Resumé

 

* ACHTERGEDACHTE

> De bedrieglijke droom

> Besluit

 

* Appendix

> Referentieteksten

> Referentiebeelden

> Noten

> Verantwoording

 

 

> menu operafantasie

> home

 

 

 

ET IN ARCADIA - ELISSA'S GLOED

 

 

Noten

 

 

AANWIJZINGEN VOOR DE LEZER

1. ‘(...) the premise that artistic form, style and phraseology in Augustan Rome not merely contain, but to a certain extent constitute political ideology. Or to use a modern phrase: that in Augustan Rome ‘the medium is the message.’ Uit: David Rijser, The Tragic and the foundation of consensus in Augustan Rome. Paper mij onder ogen gebracht door Academia.edu. Een interessant aspect van dit artikel is ook (zeker omdat het in mijn plan om een theaterstuk gaat) dat Rijser beschrijft hoe het werk van Vergilius werd ingezet om in de plaats te komen van de Romeinse tragedie en drama in het algemeen - een kunstvorm die in Augustus’ tijd om verschillende redenen als problematisch werd bevonden.

2. Over dit citaat van W.F. Jackson Knight: zie pag. 35 onder punt 2.

3. Over de termen public, private, other voice en further voices en waar die termen voor staan: zie eveneens hoofdstuk Interpretatie, paragraaf 2; over de ambiguïteit van de Aeneis: zie idem, paragraaf 3.

4. Over H. Slaney en wat hier van haar wordt aangehaald: zie hoofdstuk De bedrieglijke droom, paragraaf De ironie van de melancholie.

 

HET VERHAAL

1. Er bestaan verschillende versies van de verdwijning van Aineias’ vrouw, Kreousa. Als eerste dat zij door Grieken gevangen zou zijn genomen en later door Kybele en Aphrodite zou zijn gered. En er is de versie die Vergilius heeft gebruikt, dat zij tijdens de vlucht uit het brandende Troia verdwenen is en dat zij daarbij zou zijn omgekomen.. Een moderne, eigenzinnige versie is die waarin Aineias zelf tijdens de vlucht uit Troia omkomt en Kreoesa als Aineias vermomd de leiding van de missie op zich neemt. Deze versie is van de Hongaarse dichteres en schrijfster Magda Szabó (1917-2007) in haar roman Het Ogenblik (Creüsais). (Oorspronkelijke titel A Pillanat (1990), Nederlandse vertaling uit 2006 bij uitgeverij Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam.)

2. De heimelijke, slechts ten dele beantwoorde liefde van Kassandra voor Aineias, was van oorsprong een invenzione van mijzelf tijdens het schrijven van het supplement Door 100 holen zingend bij mijn leesopera De K van Skylla. Later ontdekte ik dat er ook over Kassandra een eigenzinnige, moderne versie van het gangbare verhaal bestaat. Daarin is sprake van een moeizame liefdesverhouding tussen haar en Aineias. Deze versie is van Christa Wolf in Kassandra, een roman uit 1983. (Nederlandse vertaling 1984.) In deze roman - de Nederlandse vertaling heeft als ondertitel Verhaal - wordt de Troiaanse oorlog vanuit Kassandra’s ogen bezien en is de ingewikkelde liefdesverhouding tussen haar en Aineias een belangrijke verhaallijn.

3. Dat Aineias uit wraaklust het liefst Helena zelf had buitgemaakt, maar dat hij het vanwege de bescherming die zij van de kant van Zeus en van zijn moeder Aphrodite geniet, bij Helena’s dochter gehouden had, is eveneens een zelfbedachte, eigenzinnige bewerking van het oorspronkelijke verhaal over de confrontatie tussen Helena en Aineias tijdens de val van Troia - in dit geval van mijzelf afkomstig. Zowel het personage van de dochter als het relaas zijn mij tijdens het schrijven van De K van Skylla, waarop dit conceptplan is gebaseerd, als het ware ‘door de Muzen ingefluisterd’, of wat minder hoogdravend gezegd, zij zijn eveneens invenzioni van mijzelf. In de Aeneis wil Aineias in die fatale nacht voor Troia Helena uit wraaklust doden, wanneer hij haar in de tempel van Vesta, waar zij zich verborgen houdt, ontdekt. Helena’s leven wordt gespaard omdat Aineias door zijn moeder Aphrodite terecht wordt gewezen. Overigens zijn deze passage (2.567-87) en de overgangsregel 588 omstreden. De vraag is of zij door Vergilius zelf geschreven zijn, of dat zij later zijn toegevoegd. Het kan zijn dat zij door de vroegste redacteuren van de Aeneis zijn geschrapt omdat Vergilius er zelf niet tevreden over was, ook omdat de tekst hier en daar rammelt. Een andere reden zou kunnen zijn dat Vergilius de passage verwijderd heeft, omdat hij het bij nader inzien niet kon toestaan dat zijn held in razernij een vrouw zou doden. Zie voor meer hierover R.D.Williams, The Aeneid of Virgil, Books 1-6 (St Martin’s Press, New York, 1972/89, p.251-52).

4. De relatie die tussen Helena Neaira en Palinouros kwam te bestaan en hoe het daarmee afgelopen is, zijn, net als de ontvoering van Helena Neaira, mij tijdens het schrijven van De K van Skylla door de Muzen ingefluisterd. De naam Helena Neaira betekent ‘de jonge Helena’, ‘Helena de jeugdige’ naar analogie van de naam Hekate Neaira, die ‘Hekate de jeugdige’ betekent en aan de nieuwe maan is geassocieerd.

5. ‘Zo blijf ‘k gezind. Vrees niet! Hij zal gerust / d’ Avernushaven halen naar uw wens. / Slechts één man zult g’ op zee verliezen: één / zal lossing zijn voor velen.’ (Aeneis 5.812-15; vertaling A. Rutgers van der Loeff.)

6. Cyril Connolly’s commentaar op het overboord slaan van Palinurus in de epiloog van The Unquiet Grave (1944): “The account is full of difficulties. ‘Te Palinure petens, tibi somnia tristia portans insonti’ - ‘Looking for you, Palinurus, bringing you sad visions, guiltless though you are.’ But was Palinurus guiltless? If, as we suggest, he was tired of the fruitless voyage, horrified by the callousness of Aeneas, by the disasters which he seemed to attract by his rowdy games, by the ultimate burning of some of the ships by the angry women - that act unforgivable in the eyes of a man of the sea - then was his disappearance as accidental as (...) supposed? (...) But surely the clue we should notice is that, although the sea is calm, Palinurus when he falls takes with him tiller, rudder and a section of poop. Tillers may come off easily but not part of the stern! Thus he provides himself not only with a raft but inflicts a kind of castration on Aeneas by removing both his chief pilot and his means of steering, and this within the dangerous orbit of the Sirens! (...) Palinurus, still clutching the tiller of his improvised raft, tosses on the pallid wastes of the heaving Sicilian Sea.” (p.132-33)

7. De naam Apollo is een verlatiniseerde naam. Zijn oorspronkelijk Griekse naam is Phoibos Apollo. De god bezat vanwege zijn uiteenlopende hoedanigheden tal van bijnamen. Als boogschutter die nooit zijn doel mist, heet hij Hekatos, Hekatebolos of Hekabolos, ‘de (van) ver treffende’. Een particuliere reden voor het gebruik van de bijnaam Hekatos - zowel hier, in het onderhavige concept, als in mijn leesopera De K van Skylla - is de associatie met de naam van de ‘grote godin’ Hekate, die in de leesopera een belangrijke rol speelt. Daarin, maar ook in de Aeneis zelf, wordt Hekate, die ook tal van uiteenlopende hoedanigheden bezit, op haar beurt geassocieerd met Apollo’s tweelingzuster Artemis en het gebied bij Kumai: de bossen van Hekate en Artemis rond de gouden tempel van Apollo. De namen Hekatos en Hekate zijn etymologisch ook verwant aan hekaton, dat ‘honderd’ betekent, en daarmee gelieerd aan de honderd holen (monden, mondingen) van de grot van de Sibylla van Kumai van waaruit zij als priesteres van Apollo (Hekatos) haar orakels laat klinken. En met de honderd jaren die geesten van overleden mensen die niet begraven waren onder toezicht van Hekate al dolend moesten ondergaan, voordat zij in de onderwereld rust konden vinden. Een lot dat Palinouros aanvankelijk was beschoren.

8. Over het lot van Palinouros wordt in de epiloog Who was Palinurus van The Unquiet Grave op aanstekelijke wijze door Connolly gespeculeerd. Denk aan de ‘difficulties’ die ik al eerder, in noot 6, heb genoemd. Voor een interdepartementaal project van masterafdelingen van een universiteit, conservatorium en kunstacademie heb ik Connolly’s ‘difficulties’ als volgt samengevat. “Was Palinurus’ disappearance a deliberate attempt to abandon Aeneas? A planned act of (a) escape or (b) revenge by Palinurus himself? Or was his death through (c) his own fault or (d) a divine intervention in the shape of a propitiatory sacrifice of the helmsman without guilt? Connolly does not make final conclusions. Only on two more ‘private’ and moot interpretations by the author of The Unquiet Grave himself - (e) suicide or (f) accident. These reasons he inclines to rule out. Finally we are left with ‘design’ - a planned act of escape and revenge by Palinurus (a and b) - or with supernatural intervention (d), in the shape of a propitiatory sacrifice of the helmsman to Juno, ‘who might otherwise have prevented the safe arrival of Aeneas and his whole expedition.’ Also there is Connolly’s very strongly and - because of his personal situation when he wrote The Unquiet Grave - also subjective opinion that the story about Palinurus should be considered as a myth with a valuable psychological interpretation.”

9. Al vanaf het begin wordt over de betekenis van het einde van Aineias’ katabasis, waarbij Aineias en de Sibylla de onderwereld door de poort van de vals dromen verlaten (ook hier op aanstekelijke wijze) uiteenlopend gedacht. De passage heeft mij vanaf het begin dat ik mij over de Aeneis boog enorm gefascineerd. De poort van de valse droom is, samen met de passage van de gouden tak die aan de afdaling van Aineias en de Sibylla naar de onderwereld voorafgaat, een belangrijk motief binnen mijn videowerk en de leesopera De K van Skylla. Dit is ook het geval in het verhaal van het onderhavige conceptplan. Dit is de reden dat persoonlijke beschouwingen over de tak en de poort verderop in dit conceptplan (onder Achtergedachte) opgenomen zijn voor het geval dat men de belangstelling voor dit aspect van mijn persoonlijke mythe zou hebben.

10. Het is dus niet duidelijk hoe het Palinouros na zijn val in zee werkelijk is vergaan. Misschien is zijn relaas in de onderwereld aan Aineias vanwege het droomaspect meer een projectie en wellicht ook onbewuste wensdroom van Aineias zelf. Voor mijn Palinouros-verhaal als persoonlijke mythe volg ik graag de verschillende versies die Connolly heeft genoemd en die ik hiervoor in noot 8 heb samengevat. Overigens sluiten de verschillende versies elkaar onderling naar mijn idee niet uit, maar vullen zij elkaar op een betekenisvolle manier aan. Hetgeen alleen in een mythe, in dit geval dus een persoonlijke mythe - die van de fantasie De K van Sylla waarop dit conceptplan steunt - kan gebeuren.

11. Hekalene is bij R. Graves (The Greek Myths, 1955/1960) een versleten vorm van Hekate Selene, ‘de ver schietende maan’, d.w.z. Artemis. Bij mij is zij een dochter van Hekatos en Selene en een zieneres en priesteres van Artemis in Velia en als personage een pendant van de Sibylla van Kumai, die zieneres/priesteres is van Apollo/Hekatos, de tweelingbroer van Artemis/Selene. Ook het personage Hekalene van het onderhavige concept is een invenzione van mijzelf, in dit geval om de omstreden usurpatie van Vergilius’ vierde Ecloge door de (Rooms) katholieke kerk en de christelijke verlossingsleer een plek in mijn verhaal te kunnen geven. Ook kun je in dit personage een knipoog zien naar de mythe rond Iphigeneia en dan met name die in Tauris.

12. Nog zo’n ‘gouden’ passage die ik graag een plek in mijn werk wilde geven. En zeker ook in dit conceptplan vanwege het thema van de utopie als retrotopie. De passage is afkomstig uit Hesiodos’ Werken en Dagen wanneer hij het over het aanbreken van een nieuw tijdperk heeft en dat hij het ‘ijzeren tijdperk’ heeft genoemd. Een tijdperk dat zijn eigen tijdperk was, maar in zijn ogen zo in en in slecht, dat hij liever ‘òf eerder gestorven was, òf later geboren’. Een tijdperk ook, dat (in de vertaling van M.L.West) als volgt zal eindigen: ‘Then verily off to Olympus from the wide-pathed earth, veiling their fair faces with white robes, Decency and Moral Disapproval will go to join the family of the immortals, abandoning mankind; those grim woes will remain for mortal men; and there will be no help against evil.’ (De godin Moral Disapproval is Nemesis en Decency de godin Aidos. In de tekst van Hesiodos worden beiden met hun eigennamen genoemd, en niet, zoals de vertaling van West doet: Morele Afkeuring en Schaamte, welke zij personifiëren.)

13. Het zal duidelijk zijn: de zoektocht van Helena Neaira naar het dode lichaam van Palinouros en zijn schim zijn een knipoog naar de mythen rond Isis/Osiris en Orpheus/Eurydike.

14. Let wel. Het thema van de nieuwe wereldorde als de ‘schone werkelijkheid van de bevallige dingen en het geweten’ moet niet al te zwaar of vroom worden opgevat. (Zie slotalinea van de laatste paragraaf De ironie van de melancholie van het hoofdstuk Achtergedachte.) De bewoordingen zijn ontleend aan ‘de esthetische werkelijkheid’ van J.L. Borges (zie meer hierover Achtergedachte, hoofdstuk De bedrieglijke droom) en aan ‘the cost to conscience and to so many graceful things’ van W.F. Jackson Knight (zie hoofdstuk Interpretatie, paragraaf 2).

 

SYNOPSIS VAN HET MUZIEKTHEATERSTUK

1. Onze negen maanden als tijdsduur van een zwangerschap stemmen overeen met tien maanden op basis van de maankalender van die tijd, waarin maanden lunaire maanden waren.

2. Deze finale is niet verplicht. Het is aan de dramaturg om die wel of niet te gebruiken - of zelf iets toe te voegen - afhankelijk van de interpretatie op basis waarvan het stuk voor het voetlicht wordt gebracht en of er een ‘slotakkoord’ nodig is. Mijn tekst naar Lautréamont gaat als volgt:

Sterven! Gewiegd door de golven van de zee of boven op een berg! Je weet dat je geen genade te verwachten zult hebben! En dat je vernietiging volkomen zal zijn! Sinds dat een visioen mij de hoogste waarheid heeft onthuld, zijn, bij dag en bij nacht, te veel nachtmerries mij naar de strot gevlogen, om nog de moed... Maar ik zal niet klagen. Ik heb het leven ontvangen als een wond. En zelfmoord verboden het litteken te genezen. Dat de Schepper, ieder ogenblik van Zijn eeuwigheid even diep als de hemel hoog de gapende kloof ziet! Dat is de straf die ik hem opleg.

3. Zie noot 12.

 

INTERPRETATIE

1. Ole Bouman, in een recensie in De Groene Amsterdammer over mijn video-installatie Palinuro, december 1989.

2. Cyril Connolly, The Unquiet Grave, noot bij pagina 136 van de eerste Engelse uitgave.

3. In het debat over de interpretatie van de ‘boodschap’ van de Aeneis vanaf de zestiger jaren stonden - zie in het vervolg van deze alinea en de alinea hierna - twee kampen tegenover elkaar. In dit verband werd er ook wel gesproken over de two voices of the Aineid, de publieke (public) en persoonlijke stem (private voice). Ook is er een boek uit 1992 met de titel Further Voices in Vergil’s Aeneid van R.O.A.M. Lyne.

4. S.I. Harrison (ed) Oxford Readings in Vergil’s Aeneid, Oxford New York, 1990.

5. Helen Slaney in een artikel op internet uit 2009.

6. V. Pöschl Die Dichtkunst Virgils, Berlijn, New York, 1977.

7. M.J. Mattes Is the Aeneid a Trojan Horse?, paper op internet, 2020.

8. Naar R.D. Williams, in The Aeneid of Virgil, Books 1-6, St Martin Press, New York.

9. Zoals bijvoorbeeld de eerdergenoemde interpretaties van Cyril Connolly in noot 8.

10. Roberto Calasso De bruiloft van Cadmus en Harmonia, vert. E van der Pluym, Amsterdam 1988/91.

 

BESLUIT

1. De Lethe is een van vijf rivieren van de klassiek Griekse en Romeinse onderwereld. Er zijn kleine verschillen in hun aantal, namen en locatie in de onderwereld. Mijn voorkeur gaat uit naar het mythisch-chtonische systeem dat Dante in het Inferno van zijn Divina Commedia op eigenzinnige wijze aan de klassieke onderwereld heeft ontleend. Bij hem is de Lethe als beekje te horen kort voordat Dante en Vergilius Dante’s onderwereld, het Inferno, verlaten, en zij op weg zijn naar de Louteringsberg, die aansluitend wordt bezocht. Vandaar ook de mix van Vergilius en Dante in het beeld dat in mijn concept Et in Arcadia door de sibille Deiphobe over de uitgang van de onderwereld wordt geschetst. Ook is er een link die ik heb gelegd tussen het beeld van Helena Neaira, die in het eerste tafereel van de vierde scène een beekje volgt, en het beeld dat Dante in de drie-en-dertigste zang van de Louteringsberg schetst, waarin een zingende ‘schone vrouw’ Dante langs een beek naar de oorsprong van de Lethe begeleidt.

2. Tot zover dan het concept voor mijn fantasie Et in Arcadia - Elyssa’s gloed als eenakter muziektheaterstuk en als vervolgstuk op mijn lees-, zeg maar conceptuele grand-opera De K van Skylla. Om te beginnen bedoeld als uitgangspunt voor een door mijzelf sub rosa te schrijven libretto en werkplan voor de verdere uitwerking ervan, maar meer nog als aanzet voor professionele muziektheatermakers - librettist, componist, dramaturg en muziektheater regisseur - in de hoop ze tot het uitwerken van le parole, la musica en le imagine van deze fantasie als muziektheaterstuk te kunnen verleiden. Die uitwerking kan op drie manieren gebeuren. (1) Een vrije uitwerking aan de hand van het concept dat men hierbij in handen heeft, of (2) een uitwerking van dit concept in samenhang met mijn tweedelige fantasie en leesopera De K van Skylla (voor het grotere achtergrondverhaal waaraan het concept van deze fantasie is ontleend). Of (3) aan de hand van een op het onderhavige concept toegespitste compilatie van research- en bronmateriaal voor een (mijn) eigen libretto en werkplan.

 

 

* Appendix (bijgevoegd)

> Referentieteksten - > Referentiebeelden - > Noten - > Verantwoording

> aanwijzingen - > het verhaal - > tableau en muziek - > synopsis - > interpretatie - > resumé - > bedrieglijke droom - > besluit - > appendix

> menu operafantasie - > home