Bezeten van Hekate Neaira

> Driesprong qua verdere ontwikkeling

> Hesperia, Hekate de Jongere

 

*

 

> Aanwijzingen

 

* CONCEPT EN FANTASIE

> Het verhaal

> Tableau en muziek

> Synopsis

> Interpretatie

> Resumé

 

* ACHTERGEDACHTE

> De bedrieglijke droom

> Besluit

 

* Appendix

> Referentieteksten

> Referentiebeelden

> Noten

> Verantwoording

 

 

> menu operafantasie

> home

 

 

 


ET IN ARCADIA - ELISSA'S GLOED

 

 

Bezeten van Hekate Neaira

 

uit: De K van Skylla , deel 2 Fabel, Dagwacht 1

 

 

 

Valse droom of niet - we leggen ons erbij neer dat Palinurus, toen hij zijn vlot bestuurde, ten dode opgeschreven was; dit niet doen zou haaks staan op alles wat we in ons gedroom zijn tegengekomen. En dat hij, toen het eenmaal zover was, behoorlijk toegetakeld is. Tenminste, afgaand op wat al direct bij de eerste opvoering van Palinurus’ schim in de onderwereld wordt verteld: dat zijn voormalige aanvoerder hem slechts met grote moeite kan herkennen (6.340).

Dat zijn schim moeilijk te herkennen was kan niet alleen aan de duisternis van het dodenrijk hebben gelegen. Met andere schimmen die Aeneas in het alom heersende duister van het schaduwrijk tegenkomt heeft hij duidelijk minder moeite. Alleen Dido, de zwaar verminkte Deïphobus (die met Helena als weduwe van Paris was gehuwd) en Palinurus vormen daar een uitzondering op. Bij Dido en Palinurus zou dat voor een deel aan het zich ongemakkelijk voelen van Aeneas zelf hebben kunnen liggen, maar er is meer aan de hand dan dat. Ook al laat ik in het midden of de ontmoeting onderdeel is van een droom van Aeneas of dat die ontmoeting werkelijk plaatsvindt, dan nog denk ik dat de schim van Palinurus er om andere redenen verminkt uitziet dan als gevolg van geweld van de kant van Phorbas en de slaapgod of van een wreed volk met bijlen waar Palinurus het over had. Maar hiermee beginnen verschillende dromen te veel door elkaar heen te lopen.

Terug naar het punt dat we in onze dagdroom nog op een driesprong staan en drie richtingen voor de verdere afloop kunnen kiezen. Ik zal dat in alle drie de richtingen doen; verderop in dit hoofdstuk en in de twee daaropvolgende hoofdstukken. Het gaat daarbij ook om richtingen in letterlijke, dat wil zeggen geografische zin: gericht op drie eerdergenoemde locaties en daaraan geassocieerde wederwaardigheden. Daarnaast ga ik in deze varianten van drie eerder genoemde factoren uit - (zelf)bedwelming, bovennatuurlijke interventie (het door een god gepakt worden) en het vruchteloos hulpgeroep van Palinurus (kopje-onder gaan en de dreiging verzwolgen te worden). En ze verbinden met bepaalde ‘ouranische’ thema’s die eerder zijn genoemd, en met de thema’s (zoen)offer en buit die we ook zijn tegengekomen. De drie plekken die in aanmerking komen bevinden zich in het Italiaanse kustgebied van Cumae bij Napels tot aan Messina op Sicilië, ook al is, afgaande op wat zijn schim en de Sibylle daarover in de onderwereld hebben gezegd, Palinurus’ dode lichaam halverwege dit traject terechtgekomen. Deze drie locaties zijn: de beboste zeekant bij Cumae, die op dit ogenblik in het verhaal het dichtste bij ligt, vervolgens Velia bij Punta di Palinuro dat door Palinurus als schim is genoemd en als laatste de steile rotskust (Scilla) in de punt van de voet van Italië tegenover Sicilië. Zou het toeval zijn dat dit uitgerekend ook de plekken zijn die we eerder (Hondewacht 2) als plaatsbepalingen van de Sirenen zijn tegengekomen? Zij het in het geval van Scylla aan de overkant ervan; Scylla ligt ten opzichte van het bij de noordoostelijke punt van Sicilië gedachte eiland van de Sirenen nog aan deze kant van de nauwe zeestraat.

 

HESPERIA (HEKATE DE JONGERE)

Italië wordt door Vergilius meestal Hesperia genoemd - de Griekse naam voor het land dat door de eigen bewoners Italia werd genoemd. Hesperia, afgeleid van ‘hesperios’, dat ‘avondlijk’, ‘westelijk’ betekent, is oorspronkelijk het uiterste westen, daar waar de zon ondergaat: ‘het westelijk land’ aan het einde van de wereldzee Okeanos. In de mythen worden ook niet-westelijke gebieden Hesperia genoemd. In het westen en zuiden ten opzichte van Griekenland zijn dat het toenmalige westelijk Libië en Ethiopië, en in het noorden diverse van-horen-zeggen gebieden, gebieden waar een zekere dreiging van uitging. De Romeinen beschouwden Spanje als Hesperia.

Hesperia is ook het land van Hera’s boomgaard en maagdenbron, die door de Hesperiden, de ‘nimfen van het westen’, bewaakt worden. In de Vergiliaanse traditie behoorden de appelen van Hera’s appelboom aan Aphrodite toe (Kerényi p.53). Maar de bewuste passage die daarbij wordt genoemd (Aeneis 4.480- 503), en die in feite het ontluiken van Dido’s plan voor een rituele zelfmoord beschrijft, ademt veel meer de sfeer van een Kirke-achtige Trivia-Hekate.

Volgens Hesiodos zijn de Hesperiden parthenogenetische dochters van Nacht. Volgens anderen zijn zij dochters van de zeemonsters Phorkys, die we nog zullen tegenkomen, en Keto. De Hesperiden worden in Hesiodos’ Theogonie in een adem met de meer abstracte dochters Schande en Ellende genoemd, en met de Moiren, de schikgodinnen. Zij zijn bovendien zusters van de afstammelingen van Nacht (...): Doem, Zwarte Bestemming, Dood, Slaap en Dromen, en volgens de andere lijn die is genoemd ook van Hekate.

Volgens Graves (4.1) zijn de drie Hesperiden, evenals de drie Schikgodinnen, de drievoudige maangodin in haar doodsaspect. De Atheners beschouwden de orgiastische Aphrodite Ourania (‘koningin van de bergen’) als de oudste van de drie schikgodinnen (id. 10.3). Omdat Hera weinig vertrouwen in de Hesperiden had, werden zij op hun beurt door Ladon in de gaten gehouden. Ladon, van oorsprong een zeemonster, had de vorm van een slang. De ene keer heeft hij drie, dan weer een hekaton, oftewel honderdtal koppen. De naam van Ladon betekent overigens ‘hij die omarmt’ en volgens Graves is hij de ‘slang die in ieder paradijs woont en zich om de appelboom kronkelt’ (33.1). Hij wordt ook genoemd in de Dido-passage waaraan ik eerder refereerde.

Hesiodos heeft het over ‘de welklinkende Hesperiden’ (Theogonie v.518); ook op tal van andere plaatsen wordt gezegd dat zij schitterend zingen. Zij worden door hun heldere gezang menigmaal met de Sirenen geassocieerd en langs een andere weg (Kerényi p.55) ook wel met de Harpijen. Over hun aantal en hun namen bestaat geen eenduidigheid. De belangrijkste, als drietal, zijn: Hespera of Hesperia, Aigle en Erytheia of Erytheis. Het valt mij op dat hier opnieuw de naam Aigle (‘verblindend licht’) verschijnt, die we eerder (in Hondewacht) als dochter van de zonnegod Helios en de maangodin Hekate-Neaira zijn tegengekomen. Hesper(i)a betekent ‘avond(lijke)’ en de laatst genoemde ‘blozende’ of ‘karmijnrode’ of ‘rood land’.

Over hun hoedanigheid bestaat de nodige verwarring. Die loopt van stralende lieflijkheid tot gorgoneske sluwheid en grimmigheid - een afspiegeling van de dubbelzinnigheid die we ook in de associatie van de vrouwvogelige Sirenen en Harpijen zagen. Toch moeten we volgens Kerényi (p.55) hierbij een duidelijk onderscheid maken:

The Hesperides have a closer link with (...) the serpent-nymphs in the vineyard. One of these nymphs plays the double flute. And when our forbears heard the notes of a flute at dusk or by night, they knew such notes were often an enticement to secret rites and initiations: they knew, too, that the secrets of these ceremonies could sometimes be repulsive and terrifying.

Van de Hesperiden - en Hesperia bijgevolg ook - moet je je dus geen al te idyllische voorstelling maken. En het is net alsof je niet in het verre westen of zuidwesten, maar in het verre noordnoordoosten bent beland, waar Hekate de Jongere (dat wil zeggen Iphigeneia, door Artemis van de offerdood gered) met de mensoffers die ze aan haar redster bracht, ervoor zorgde dat de mannelijke vreemdeling die in haar handen viel het niet na zou vertellen. Ook niet als hij door schipbreuk of noodweer daar terecht was gekomen. (Vgl. Hesiodos Vrouwencatalogus 71, Reimer p.87 en Graves 116; 117.1,2 en 161.2). Volgens Graves (116.d) spraken de Tauriërs haar aan als Artemis, Hekate of Orsiloche (‘zij die die de geboorte opwekt’). ‘Iphigeneia verafschuwde mensenoffers, maar vroom als ze was gehoorzaamde ze de godin’ (id.).

 

 

> Elissa's (Dido's) dood - > De verdwijning van Palinurus - > Van Apollo bezeten - > Bij de Sibylla van Cumae

> Bezeten van Hekate Neaira - > Palinurus' dood

> aanwijzingen - > het verhaal - > tableau en muziek - > synopsis - > interpretatie - > resumé - > bedrieglijke droom - > besluit - > appendix

> menu operafantasie - > home