Van Apollo bezeten

> De Sibille als priesteres van Hekate en Hekatos

> Phorbas/Hekatos - de bedwelming van Palinurus

> Hekatos/Phoibos-Apollo - liefdesmaat en rivaal

> Hekatos/Sibille - Hekatos/Hekate; Trivia/Sibille

 

*

 

> Aanwijzingen

 

* CONCEPT EN FANTASIE

> Het verhaal

> Tableau en muziek

> Synopsis

> Interpretatie

> Resumé

 

* ACHTERGEDACHTE

> De bedrieglijke droom

> Besluit

 

* Appendix

> Referentieteksten

> Referentiebeelden

> Noten

> Verantwoording

 

 

> menu operafantasie

> home

 

 

 


ET IN ARCADIA - ELISSA'S GLOED

 

 

Van Apollo bezeten

 

 

uit: De K van Skylla - Door 100 holen zingend (p.164-173)

 

 

 

DE SIBILLE ALS PRIESTERES VAN HEKATE EN HEKATOS

 

De bovenste afbeelding hiernaast heb ik diverse malen als referentiebeeld gebruikt voor hoe ik mij de Sibille van Cuma voorstel wanneer zij haar orakels verkondigt. Het gaat om een foto van de Apollo van Veii, uit een reeks van foto’s die ik in Villa Giulia, het Nationaal Etruskisch museum in Rome, heb gemaakt. De op de rug geziene figuur heb ik in een foto gemonteerd, die ik eerder in een Etruskisch graf in de necropool bij Cerveteri genomen had en grote overeenkomst vertoont met de vijfde monding van de spelonk van Cuma.

De afbeelding toont een mannelijke figuur, terwijl de Sibille eigenlijk een vrouw is. Ze wordt ‘dochter van Glaucus’ en ‘priesteres van Apollo en Trivia’ genoemd. Ik noem haar - wat verderop verduidelijkt wordt - ‘priesteres van Hekatos en Hekate’. De Sibille is tevens het orakel dat uit de honderd mondingen of holen van de grot of spelonk naast Apollo’s gouden tempel spreekt. Als zij haar orakels uitspreekt is zij als het ware bezeten van Apollo. (...) We lezen bij Vergilius hoe dat gaat, wanneer de Sibille, door honderd holen zingend, in die bezeten toestand geraakt. In de Engelse vertaling van C. Day Lewis klinkt dit aldus:

But the Sibyl, not yet submissive to Phoebus, there in her cavern / Prodigiously struggled, still trying to shake from her brain the powerful / God who rode her; but all the more he exhausted her foaming / Mouth and mastered her wild heart, breaking her in with a firm hand. / And now the hundred immense doors of the place flew open / Of their own accord, letting out the Sibyl’s inspired responses (-). (6.77-82) (...) Thus from her sanctum spoke the Cumaean Sibyl, pronouncing / Riddles that awed them; her voice came booming out of the cavern, / Wrapping truth in enigma: she was possessed; Apollo / Controlled her, shaking the reins and twisting the goad in her bosom. / (...) her ecstasy ebbed and her raving mouth was silent (-). (6.98-102)

Deze Apollo staat wel erg ver af van de gangbare geïdealiseerde god die veelal tegenover Dionysos gesteld wordt. De belangrijkste hoedanigheid die we van Apollo kennen is die van verpersoonlijking van rationele schoonheid en orde - tegengesteld aan Dionysos die de emotionele roes symboliseert. Denk daarbij aan het vaak toegepaste polaire model apollinisch en dionysisch (dat aan Nietsche is ontleend) in kunsthistorische geschriften of de kunstkritiek. Deze Apollo echter - die van de apollinischedionysische tegenstelling dus - verschilt sterk van de Apollo van mijn fantasie De K van Skylla: die is uitgesproken dionysisch. Een eerste blijk daarvan heb ik in de op het eerste gezicht liefelijke en vredige episode gezien, waarin Palinurus aan het einde van het vijfde boek ‘onverdiend’ een ‘droeve droom’ wordt gebracht en hij niet veel later door ‘de slaapgod’ in zee wordt geworpen, omdat hij aan de slaap weerstand biedt.

 

 

PHORBAS / HEKATOS

De bedwelming van Palinurus

 

Uit De K van Skylla deel 1 Fabel, Dagwacht 1:

Daarom nog een keer terug, maar dan als morgendroom, naar de droom waarin Palinurus tijdens de maannacht zijn ‘droeve droom’ beleeft. Waarbij - zijn helmstok stevig omklemd en zijn ogen op de sterren gericht - alles wat zijn geest bezig houdt met elkaar lijkt te versmelten. Vervuld van bittere gevoelens tegenover zijn meester en diens dubieuze opdracht en - wellicht onder invloed van de maannacht die hij nog niet helemaal achter zich heeft - ook van ouranische verlangens naar de idolen uit zijn visioenen.

Versregels 5.854-860:

Toen heeft de god een twijg met Lethe’s nat en met bedwelming uit de stroom der Styx hem boven ‘t hoofd gezwaaid en al ’t verzet gebroken van zijn slaapomfloerste blik. Zodra hem rust ontspanning had gebracht, stortte zich Slaap op hem en wierp hem met een deel der plecht en ‘t hele roer in zee, hals over kop, met vruchtloos hulpgeroep.

Inderdaad is er het element van bedwelming - bedwelming door vergetelheid (Lethe) en bitterheid, haat (Styx). Maar ook - en hoe! - dat van de god die zich eerst als Phorbas had vermomd (5.842), en zich nu, althans volgens deze vertelling, op Palinurus ‘stort’. Maar ook ‘zich over hem buigt’ (in twee andere vertalingen gebruikt), ‘dreigend boven hem opdoemt’ (in een weer andere vertaling), of (volgens mijn woordenboek) ‘over hem heen gaat liggen’, ‘op hem losstormt’ - en dat ook nog ‘met volle kracht’ zijn termen die de manier waarop Palinurus door de god gepakt wordt beschrijven. (...) Het is dus niet zo dat alleen de slaapomfloerste blik van Palinurus (en eventueel diens roer en achtersteven) gebroken wordt, maar ook - en bijna letterlijk - de gehele persoon van Palinurus.

Deze buitensporige heftigheid en het mythologische gegeven dat een rivaal van Apollo de naam Phorbas droeg, heeft mij op het spoor gezet om achter de slaapgod die zich als Phorbas had vermomd een andere god te vermoeden.

 

 

HEKATOS / PHOIBOS-APOLLO

Liefdesmaat en rivaal

 

Uit De K van Skylla deel 1 Fabel, Dagwacht 3:

Wie was deze man die op Phorbas lijkt? Is hij de persoon geweest die, na afgewezen te zijn geweest, Palinurus zo grof zal aanpakken? Volgens Graves betekent de naam Phorbas ‘vrees aanjagend’. Bij zowel Graves als Tripp is hij een koning uit Argolis of Thessalië. Bij Tripp is te vinden dat volgens verschillende tradities Phorbas zich als slangenvanger verdienstelijk heeft gemaakt, daarmee een heldenstatus verkreeg en vereerd werd als het slangensterrenbeeld Ophigius. Bij Verbruggen is Phorbas een koning uit Thessalië; als zoon van Triops (deze naam betekent volgens Graves: ‘met drie gezichten’) is hij een kleinzoon van Helios of Poseidon. In de Eerste Homerische Hymne aan Apollo is hij een liefdesrivaal van Apollo, op andere plaatsen Apollo’s lieveling. Via deze weg duikt - naast die van Poseidon - de naam van Apollo op, zij het nu niet alleen in verband met de Sibille van Cumae, zijn priesteres, maar ook met de eerste woorden waarmee Aeneas zich in de onderwereld tot de schim van Palinurus richt, en hij het (...) ineens over een belofte van Apollo gaat hebben.(...)

Versregels 6.8-13 en 341-46:

Aeneas echter richt zich naar de burcht waar hoog Apollo troont, en ‘t eenzaam hol waar huiveringwekkend de Sibylla toeft, wier geest de god van Delos met zijn kracht bezielt en haar de toekomst zo onthult Zij naadren reeds des tempels gulden pracht en ‘t woud dat aan Diana heilig was.

(...)

‘Welk god heeft, Palinurus, u aan ons ontrukt en midden in de zee versmoord? Apollo, die altijd de waarheid sprak, heeft éénmaal dus mij door zijn woord misleid, toen hij voorspelde dat gij ongedeerd uit zee Itaaljes kust bereiken zoudt. Vervult hij zo, wat zijn belofte was?’

(...) Ik heb het er al over gehad dat in de hele Aeneis geen spoor van een belofte van Apollo aan Aeneas over het lot van Palinurus is terug te vinden. Ik heb deze ongerijmdheid toen vooral als een aanwijzing gezien voor de huichelachtige en ongemakkelijke houding van Aeneas tegenover de schim van Palinurus. Nu besef ik echter dat deze ongerijmdheid niet alleen een verbale schijnbeweging van Aeneas is, maar mogelijk ook van de schrijver van de Aeneis zelf. Het heeft er namelijk alle schijn van dat we in een vorm van zelfcensuur zijn beland, over iets waarvan de schrijver van de Aeneis mogelijk op de hoogte was en wat hij hiermee denkt te kunnen omzeilen.

Had Apollo soms zijn zinnen op de ongetwijfeld mooie Palinurus gezet en daarbij Phorbas als bode op hem afgezonden? Of was Phorbas, die als Apollo’s liefdesmaat en rivaal niet minder phoiboleptisch was, op eigen houtje naar een eigen avontuurtje op zoek, misschien wel tijdens het uitvoeren van de opdracht die hij van Apollo had gekregen? Het is algemeen bekend dat de meeste goden erotomanen zijn en dat, als zij het niet alleen af kunnen, listige samenwerkingsverbanden of gedaanteverwisselingen gebruiken om hun hartstochten te kunnen botvieren. Ook Apollo is daar een sprekend voorbeeld van, maar met hem moet je erg oppassen. Volgens Graves, p.706, betekent zijn naam ‘vernietiger’, naast (let op het hesperische verband) ‘appelman’. Kerényi over de liefdesavonturen van Apollo:

There were many love-stories concerning Apollon, the greater number and the most famous of which ended tragically - whether the object of the god’s love was a boy or a girl. (...) The tales represent Apollon’s love, for a person of either sex, as having been very dangerous (op.cit. p.139).

Maar ook:

Whoever wishes to tell of the maidens whom Apollon loved must, in most cases, tell also of a rival, who was often more fortunate than the god (op.cit. p.140)

Wat dat laatste betreft, het lijkt mij sterk - en er zijn ook genoeg bewijzen van het tegendeel (de geschiedenis met Hyakinthos bijvoorbeeld) - dat deze van Apollo uit bezien beschamende rivaliteit zich alleen maar in vrouwgerichte avonturen voorgedaan zou hebben.

 

 

HEKATOS / SIBILLE

Hekatos en Hekate; Trivia en de Sibille

 

Dan is er het gegeven van de verwevenheid van Apollo, die ook wel Hekatos heet, met de bijzondere band tussen Trivia, die in wezen de drievoudige godin Hekate is, en de Sibille.

 

Uit De K van Skylla deel 1 Fabel, Hondewacht 4:

De passage waarin Aeneas de Sibille van Cumae opzoekt is een passage die komt vóór de passages die zijn tocht door, c.q. zijn droom over de onderwereld beschrijven. De ontmoeting tussen Aeneas en de Sibille is dus een gebeurtenis die niet door Aeneas wordt gedroomd en die we dus voor waar aan mogen nemen. Dit geldt ook voor de vele verwijzingen naar de rol die Hekate daarbij speelt, maar dan vooral in haar hoedanigheid van Trivia, de drievoudige Hekate/Artemis van de driesprongen.

Zowel het meer dat toegang tot de onderwereld geeft, als de tempel en de grot die het domein van de Sibille zijn, zijn omgeven door een woud dat, afgaande op de verschillende vertalingen, aan Hekate of Diana (Artemis) is gewijd. Vergilius heeft het echter over ‘Trivia’ (A. 6.13). Dat is ook het geval in versregel 35, waarin de Sibille door Vergilius ‘priesteres van Apollo en Trivia’ wordt genoemd en de meeste vertalingen opnieuw niet letterlijk zijn, maar van ‘Diana’ of ‘Hecate’ spreken. In versregel 118 echter noemt Vergilius de godin waaraan het woud gewijd is ‘Hecate’; de kuise Diana (Artemis) wordt in al deze passages niet genoemd.

De naam van de Sibille is Deïphobe. Zij is een dochter van Glaukos; zij wordt letterlijk zo genoemd. Deze Glaukos komt voor in het gevolg van de zeegod Poseidon. (...) Alvorens Aeneas de onderwereld binnen te leiden brengt de Sibille samen met Aeneas een nachtelijk offer aan Hekate. Daarbij roept de priesteres luid Hekate aan, zij ‘die macht heeft in de Hemel en in de Onderwereld’ (6.247). Omdat we er op dit moment van uitgaan dat Aeneas zijn tocht door de onderwereld droomt - en er zijn, zoals ik al eerder zei, geen redenen te bedenken waarom we daar niet vanuit mogen gaan: sterker nog, het is een visie die het best bij de beschreven omstandigheden van dat moment en bij al datgene wat daarop volgt past - dan stel ik mij voor dat het moment waarop er een einde aan het offer aan Hekate kwam, ook het moment is geweest waarop Aeneas zijn droom is binnengegleden. Hetzij door toedoen van de Sibille met haar Kirkeachtige trekken, hetzij door toedoen van Hekate-Trivia zelf.

Zie, bij het eerste licht van de opgaande zon loeide de grond onder de voeten, de bergen en bossen begonnen te schudden, de honden schenen in het duister te huilen bij het naderen van de godin. ‘Ver, blijft ver, gij allen die niet zijt gewijd’, zo riep de Sibylle, ‘blijft ver van het heilige woud! Maar gij, ga uws weegs en trek het zwaard uit de schede; nu is moed van node, Aeneas, nu een dapper hart.’ Met deze woorden stormde zij als een razende in de geopende grot. Hij volgde zijn gids op haar weg met stoutmoedige schreden. (A. 6.255-263)

In geen van de commentaren die ik onder ogen heb gehad, wordt gewag gemaakt van de overeenkomst tussen de locatie van deze scène - een grot - en de grot waarin Aeneas en Dido tijdens een jachtpartij dekking moesten zoeken. Waarin zich, althans vanuit het Dido’s ogen bezien, het wonder van haar huwelijk met Aeneas voltrok, een gebeuren dat uiteindelijk tot haar totale ondergang zou leiden. De analogie van de twee grotscènes is, dacht ik, opvallend. (Trouwens, wat hebben Grieken en Romeinen toch met grotten?) Van Aeneas uit bezien is deze overeenkomst er echter wel een met een omgekeerde analogie. Eerst was het Dido die onderworpen was aan de bedwelmende grillen van drie godinnen - Venus, Juno en de oergodin van de vruchtbare aarde Moeder Aarde (6.90f en 166f) met de bliksemende hemel en jubelende nimfen als getuigen - en Aeneas, hoewel hij er toch nauw bij betrokken was, min of meer als toeschouwer. Nu is het Aeneas zelf die, terwijl de aarde beeft, onder het toeziende oog van de drievoudige Hekate ‘onderworpen’ wordt - meegevoerd in de zinsbedwelmende razernij van de Sibille Deïphobe, priesteres en plaatsvervangster van Trivia-Hekate en allerlei monsterlijk gebroed als getuige. Je kunt je afvragen wat haar priesteres op het moment dat Aeneas in zijn droomslaap wordt gebracht met de bloedeloze held is gaan uitspoken, of Zij ‘die macht in boven- en onderwereld heeft’ zelf. Voor mij is het alsof in mijn droom het lot van Aeneas en dat van Palinurus voor een ogenblik samenvallen.

Voorbeelden als deze hebben mij ertoe gebracht om anders en met meer belangstelling naar de figuur van Apollo te kijken. De god hoorde aanvankelijk in het rijtje van personages en goden thuis die mij vanwege hun hooggestemde idealen, hun innerlijke kilheid en meedogenloze grillen minder boeiden dan de bijfiguren en de goden die aan hun kant stonden. (Om redenen waarop hier niet verder wordt ingegaan, trok mij vooral het verzet tegen de geïdealiseerde hooggeplaatsten aan.)

Hier dus niet de Apollo als verpersoonlijking van rationele schoonheid en orde, tegenover Dionysos, die de emotionele roes symboliseert, maar Apollo als de mateloze en onbeheerste god in zijn hoedanigheid van Hekatos. De god die naar het schijnt - net als de orakelcultus - pas aan het eind van de Myceense beschaving vanuit Anatolië naar Griekenland is gekomen. De bijnaam Hekatos betekent ‘de vér treffende’ en wordt met de eveneens uit die streek komende godin Hekate in verband gebracht. Van oorsprong een beschermgod van de herders, had hij, net als bij de schutsgodin Hekate (‘de van verre treffende’), ook een destructieve kant. Zo bestond er bijvoorbeeld een wolfcultus rond Apollo, het dier dat juist de vijand van de herders is. Als herdersgod had Apollo drie hoedanigheden: beschermer van het boogschieten (Apollo Hekatos), van de geneeskunde (Apollo Paian) en van de muziek (Apollo Musagetes). Voor mij is Apollo in zijn hoedanigheid van Hekatos het meest interessant. Mede vanwege de band met de herderdichter van De K van Skylla en met de ontwikkelingen daarin rond het avontuur van Palinurus, waarin op cruciale momenten personificaties als de wolf een belangrijke rol spelen: bij Hekate en haar monsterlijke dochter Skylla, en bij Aphrodite in haar hoedanigheid van Aphrodite de Wolvin.

 

 

> Elissa's (Dido's) dood - > De verdwijning van Palinurus - > Van Apollo bezeten - > Bij de Sibylla van Cumae

> Bezeten van Hekate Neaira - > Palinurus' dood

> aanwijzingen - > het verhaal - > tableau en muziek - > synopsis - > interpretatie - > resumé - > bedrieglijke droom - > besluit - > appendix

> menu operafantasie - > home