ANALECTA 1 - DERDE BOEK / DE ZWERFTOCHT NA TROJE
04. VAN KRETA NAAR DE STROPHADES
4e landingsplaats - Strophadia, waar de harpijen huizen.
Geen erger monster, geen verdoemder plaag
heeft d' onderwereld ooit nog uitgebroed: 215
gevleugeld volk, als meisjes van gelaat,
maar kromgeklauwd, met walm van walglijk drek
en bleke honger altijddoor behept. (...)
Toen kwamen plotseling van der bergen top 225
Harpijen aangevlogen met geklap
van grote vlerken, gristen spijzen weg,
bevuilden alles met hun smerigheid,
en krijsten schril in misselijke stank.
(v 214-228)
Gevecht met de harpijen en de voorspellingen van Kelaino.
Zodra dus weer de vogelzwerm het strand
kwam vullen met rumoer, blies op zijn hoorn
Misenus van een uitkijk 't luid signaal
ten aanval tot een nieuw soort van gevecht; 240
het smerig zeegevogelte te lijf!
Maar hun gevederte bleef onverwond
en, weer omhoog gewiekt in snelle vlucht,
lieten zij resten met hun vuil besmeurd.
Alleen Celaeno streek neer op een rots 245
om ons een ongeluk te profeteren:
"Trojanen die de rundren hebt geslacht,
wilt gij nu ook nog d' onschuld der Harpijen
door oorlog jagen uit hun rechtsgebied?
Hoort dan de woorden en vergeet ze niet, 250
die Jupiter aan Phoebus, hij aan mij,
en deze Wraakgodin aan u verkondt!
De winden die gij aanroept, zullen u
uw doel Italia bereiken doen.
Maar aangeland zult gij uw vestingmuur
niet kunnen sluiten, vóór een hongersnood, 255
tot boete voor uw bloedig onrecht hier,
uw kaken schotels af te knagen dwingt."
Toen vloog zij weg, de dichte bossen in.
(v 238-258)
> terug / omhoog naar begin pagina |