(A)  

EPISODEN UIT DE AENEÏS VAN VERGILIUS

ROND PALINURUS

> 1.  DE VERDWIJNING VAN PALINURUS

> 2.  PALINURUS’ SCHIM IN DE ONDERWERELD

> 3.  PALINURUS’ ZEEMANSCHAP

 

vervolg:

> (B) Enkele episoden uit de Aeneis geassicieerd aan Palinurus

 

 

 

 


TEKST EN TEKENS

 

 

RESUMÉ VAN DE BRONNEN VAN HET PALINURUSVERHAAL

 

Tekst en Tekens. Om het bronmateriaal dat in de fabel van De K van Skylla is verwerkt, kort samen te vatten beginnen we met een overzicht van het belangrijkste bronmateriaal rond de figuur van Palinurus uit Vergilius’ Aeneis, en dit te voorzien van korte aantekeningen. In het daaropvolgende hoofdstuk - Op Bladeren Geschreven - wordt dat ook gedaan met de hoofdpunten van de fabel. Aangezien de fabel in een soort ononderbroken flow geschreven is - sterker nog: tijdens het schrijven ervan opzettelijk zo veel mogelijk ‘als in een droom’ in stand gehouden is (en, naar ik hoop, ook door de lezer ervan op die manier is gelezen) - zal aan het resumeren van bronmateriaal en hoofdpunten van de fabel ongetwijfeld een zekere behoefte bestaan om zich een overzicht te kunnen vormen van de belangrijkste thema’s die in de fabel naar boven zijn gekomen.
Verder vermoed ik dat de driedelige fantasie - Het Verhaal, De Fabel en Het Werk als vertelling - zoals die nu bestaat voor de práktische uitwerking van de fantasie, als libretto bijvoorbeeld, moeilijk is te gebruiken. Vandaar het hoofdstuk In Rijen Geordend dat, met kanttekeningen bij het bronmateriaalende fabel, daarbij een helpende hand wil bieden.

Terug naar Tekst en Tekens. Als eerste komen de episoden uit de Aeneis aan bod waarin de naam van de stuurman wordt genoemd en hij handelend optreedt. Dit onderdeel, Episoden uit de Aeneis van Vergilius rond Palinurus, bevat het verhaal rond zijn verdwijning aan het einde van het vijfde boek, de ontmoeting tussen Aeneas met de schim van Palinurus in de onderwereld uit het zesde boek en enkele korte fragmenten uit het derde boek waarin zijn zeemanschap aan de orde komt.  Daarna volgt het onderdeel Enkele episoden uit de Aeneis geassocieerd aan Palinurus. Daarin worden een aantal episoden uit de Aeneis samengevat die ik in mijn persoonlijke mythe rond Palinurus (wat de fabel feitelijk is) vanuit een eigen interpretatie van het verhaal met de stuurman in verband heb gebracht. Deze fragmenten - de aanblik van Skylla, het optreden van de Sibille, de belofte van Poseidon aan Aphrodite, het zoenoffer, de dood van Misenus, de offers aan Hekate en het aantreden van ‘de Godin’ bij de ingang van de onderwereld - zijn weliswaar aan de Aeneis ontleend, maar de ideeën achter de manier waarop deze onderwerpen met het Palinurusverhaal uit Vergilius’ hoofdwerk zijn verbonden, berusten op een eigen, puur persoonlijke interpretatie, die geleidelijk aan de fantasie ten grondslag kwam te liggen.

 

 

(A)  EPISODEN UIT DE AENEÏS VAN VERGILIUS ROND PALINURUS

 

1.  DE VERDWIJNING VAN PALINURUS

Het Palinurusverhaal is eigenlijk niet meer dan de slotpassage van het vijfde boek van Vergilius’ Aeneis, waarin de stuurman van het hoofdschip van Aeneas door de god van de Slaap overboord wordt gegooid. Deze passage begint zo: ‘Van 't voorste schip hield Palinurus 't roer, naar wie der andren koers zich richten moest. De nacht had welhaast 't hoogtepunt bereikt, en op de harde doften rustten zacht de roeiers, toen van 's hemels sterrentrans de slaapgod neergleed door de donkre lucht, u zoekend, Palinurus, droeve droom u brengend - onverdiend.’ (5.833-41)   De slaapgod, op Phorbas lijkend, probeert Palinurus ertoe over te halen wat rust te nemen en het roer aan hem over te laten. De zee is kalm, maar de stuurman weigert omdat hij ook in een kalme zee geen vertrouwen heeft. ‘Toen heeft de god een twijg met Lethe’s nat en met bedwelming uit de stroom der Styx  hem boven 't hoofd gezwaaid en al ’t verzet gebroken van zijn slaapomfloerste blik. Zodra hem rust ontspanning had gebracht, stortte zich Slaap op hem en wierp hem met een deel der plecht en 't hele roer in zee, hals over kop, met vruchtloos hulpgeroep.’ (5.854-60) Pas als de vloot de rots nadert waar eens de Sirenen huisden: ‘gevaarlijk eens, van veel  gebeente wit, thans slechts een branding, bruisend reeds van ver’ (5.864-66), wordt de verdwijning van de stuurman ontdekt en stuurt Aeneas de rest van de nacht zelf het schip. Het verhaal - en het vijfde boek - eindigt met een weeklacht van Aeneas om zijn stuurman. “O Palinurus die het heldre weer te veel vertrouwd hebt, onbegraven zult gij liggen op een onbekende kust.” (5.870-71)  Deze veronderstelling is onterecht: Aeneas wist hoe wantrouwend zijn stuurman ten opzicht van de zee was, ook als die kalm was, maar als impliciet verwijt aan zijn stuurman, wat wij erin zien, is deze uitroep van Palinurus’ aanvoerder wel te begrijpen en zien wij er een bevestiging in van de verwijdering die naar onze mening geleidelijk aan tussen stuurman en aanvoerder ontstaan is.

AANTEKENING.Deze episode zit vol met wat C. Connolly ‘moeilijkheden’ heeft genoemd. Achterstevens vallen bij kalm weer niet zomaar van schepen af, dus is het onwaarschijnlijk dat iemand die in slaap valt en ook nog overboord, in zijn val een deel van de achtersteven en het hele roer met zich meesleurt. Later (zie hierna) zal Palinurus zelf vertellen - maar dat hangt van de vertaling af - dat het roer hem uit handen werd gerukt, of dat hij het per ongeluk zelf heeft afgerukt of dat het uit zichzelf afbrak, maar ook dat is moeilijk te geloven. Wij hebben ervoor gekozen dat Palinurus die nacht de achtersteven had verzwakt als voorbereiding op zijn desertie pas nadat hij zijn aanvoerder bij Cumae aan land gebracht zou hebben, maar dat dat anders gelopen is vanwege het geweld van de kant van de Slaapgod én Phorbas (niet de Slaapgod áls Phorbas).

 

2.  PALINURUS’ SCHIM IN DE ONDERWERELD

Na boek vijf komen we Palinurus nog in het zesde boek van de Aeneïs tegen, wanneer Aeneas, begeleid door de Sibille van Cumae de onderwereld bezoekt. ‘Daar waarde Palinurus om, die op het eind der reis ter hondewacht van d’achtersteven neergetuimeld was.’ (6.337-39) Aeneas herkent hem met moeite en spreekt hem aan:”Welk god heeft, Palinurus, u aan ons ontrukt en midden in de zee versmoord? Apollo, die altijd de waarheid sprak, heeft éénmaal dus mij door zijn woord misleid toen hij voorspelde dat gij ongedeerd uit zee Itaaljes kust bereiken zoudt. Vervult hij zo, wat zijn belofte was?” (6.349-51)Vreemd - er is tot nog toe nooit sprake geweest van een belofte door Apollo. Palinurus antwoordt: “Geen god heeft mij in de zee versmoord. Ik viel, omdat ik het roer dat ik stevig vasthield om de koers te houden, per ongeluk met groot geweld heb afgerukt.” (6.349-51)Nadat hij heeft gezegd dat hij zich grote zorgen over het beschadigde schip heeft gemaakt, vertelt hij Aeneas wat hem is overkomen. “Drie stormachtige nachten dreef de zuidenwind mij voort over de woedende golven van de onmetelijke zee. Op de vierde dag kon ik, toen een golf mij hoog optilde, juist Italië zien liggen. Ik ben daar toen langzaam naar toe gezwommen en ik zou gered zijn geweest, als wreed volk mij niet, op het moment dat ik met mijn zware natte kleren met gekromde vingers de scherpe rotsen omklemde, op hoop van buit met bijlen te lijf waren gegaan.” (6.355-61) Zijn dode lichaam is nu prooi van de golven en de wind - nu eens ronddrijvend en dan weer aanspoelend. Omdat onbegraven schimmen geen directe toegang tot de Hades hebben en eerst honderd jaar moeten ronddolen, smeekt hij Aeneas om een begrafenis, of dat Aeneas hem nu onbegraven en wel meeneemt naar de overkant. De Sibille grijpt in: “Palinurus, vanwaar dit onzalig verlangen? Wilt gij onbegraven (...) de oever bereiken? Hoop niet langer het noodlot der goden door uw gebeden te buigen. Maar onthoud mijn woorden, een troost in uw harde lot. Want wijd en zijd in de steden, door hemelse tekens gedreven, zal het aangrenzende volk uw gebeente met offers vereren; (...) en eeuwig zal die plek de naam Palinurus bewaren.” (6.373-81)
Deze plek (een kaap tussen de Golf van Velia en de Golf van Policastro) draagt nog steeds Palinurus’ naam: Capo Palinuro.

AANTEKENING. Het is aannemelijk dat de gehele onderwereld-episode slechts een droombeeld van Aeneas is geweest en dat we daaraan wat Palinurus’ uiteindelijke lot betreft niet teveel aandacht moeten schenken. Als Aeneas en de Sibille door de schim van Aeneas’ vader via de Poorten van de Slaap de onderwereld worden uitgeleid, leidt hij hun door de Poort van de Valse dromen en niet door die van de Ware dromen. R.D.Williams in zijn commentaar: ‘The Gates of Sleep come from Homer: (...) one of horn for true dreams and one of ivory for false dreams (...).  Many views have been expressed on why Aeneas and the Sibyl leave by the gate of false dreams. (...) On one level it is fully adequate to say that as Aeneas and the Sibyl are not 'verae umbrae' they do not qualify for the horn gate; but there are other levels to be considered. Particulary we may note how this imagery concentrates the attention of the reader on dreams, so that in a sense we may regard the underworld as a dream or vision of Aeneas, personal to him (...).’ (6.893f)  Daarom schenken wij in de fabel meer aandacht aan de episodes voorafgaand aan de afdaling naar de onderwereld - de gebeurtenissen tussen de landing bij Cumae en de verschijning van Hekate als Hekate Trioditis bij de toegang van de onderwereld - en van de onderwereldepisode alleen de ingang van de onderwereld, de raadselachtige rol van Hekatus (Apollo) en elementen als de duur van drie dagen dat Palinurus op zee gedobberd zou hebben en de toponiemen Velia en Capo Palinuro.

 

3.  PALINURUS’ ZEEMANSCHAP

Er zijn een aantal korte episodes in boek drie waarin Palinurus wordt genoemd, zijn optreden als stuurman beschreven wordt en alle facetten van wat bij het zeemanschap hoort aan bod komen.

DE ONMACHT VAN DE STUURMAN. De eerste keer is dat weinig hoopgevend. Als het legertje Trojanen Kreta verlaten hebben en hun expeditie pas echt begint (op naar Hesperia! dat wil zeggen naar Italië), krijgen de Trojanen op zee drie dagen en nachten lang hevig noodweer te verduren. ‘Wij zwalkten uit de koers geslagen rond: zelfs Palinurus wist niet meer, hoe tijd en richting van de hemel af te lezen.’ (3.200-02) Als zij aan land kunnen gaan om op verhaal te komen, vallen zij van de regen in de drup. Zij zijn op de Strofaden beland - een groep van twee eilanden in de Ionische Zee ten westen van de Peloponnesos - en krijgen het met de Harpijen aan de stok, die zelfs de trompetter Misenus niet weet te verjagen.

DE POSITIE VAN DE STUURMAN. Hoe belangrijk de positie van Palinurus is, kan opgemaakt worden uit de regels die volgen op de episode met hun korte onderbreking op de Strofaden: ‘Dan blaast Zuidenwind de zeilen strak; wij jagen door het zeeschuim op gezag van storm en stuurman.’ (3.268-69) Zeker géén sinecure: gezag dat qua kracht gelijk dient te staan aan die van de storm. Hetgeen een bevestiging is van het belang van de plaats die door Palinurus wordt ingenomen.

DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE STUURMAN. Als zij naar de Ceraunische Bergen - een kustgebergte in het zuiden van het huidige Albanië - zijn gevaren, alwaar de oversteek naar Italië het kortste is, is er op het moment dat de zon daalt en de schemer stijgt een episode die een aantal sterke overeenkomsten vertoont met de episode aan het einde van boek vijf. Bij allebei: de nacht rond haar hoogste punt en Italië nog niet in zicht, maar wel zeer nabij en een serene rust die alom heerst. Alleen, nu niet het onderuithalen van de stuurman, maar een stuurman die zich volop kan kwijten van zijn taak. ‘De nacht had nog het toppunt niet bereikt, toen Palinurus van zijn leger rees en luistrend speurde naar der winden val. Aan stille hemel gleden sterren voort (…). Toen hij dat alles helder blinken zag, gaf van de achtersteven hij het sein: wij braken op, de zeilen vóór de wind. De dageraad deed al de sterren deinzen, toen wij van verre lage heuvels zagen: Italia.’ (3.512-24)  Alleen: dit is nog maar de zuidoostelijke zijde van Italië en bij lange na niet het eigenlijke doel Cumae, net voorbij de golf die nu de Golf van Napels heet. Waarvoor helemaal om Sicilië heen gevaren zal moeten worden, omdat door de nauwe zeestraat met de monsters Skylla en Charybdis tussen Sicilië en het vasteland niet gevaren kon worden. Wel een opvallend verschil tussen de bewustzijnstoestand waarin Palinurus hier, in boek drie, verkeert en die van het einde van het vijfde boek. Hier extravert, ogen en oren alom gespitst. In het vijfde boek introvert en - na hun overhaaste en verraderlijk vertrek uit Carthago, waar zij een vreugdevolle tijd, die in boek vier beschreven is, hadden beleefd - in droefdromerige overpeinzingen verzonken.

DE BEKWAAMHEID VAN DE STUURMAN. Aan de behendigheid van de stuurman hoeven we niet te twijfelen. Een staaltje daarvan zien we in het gebied waar de te vermijden zeestraat begint, nadat Palinurus en zijn metgezellen de Etna in de verte hebben zien opdoemen, zij het loeien van de zee en het beuken van de golven op de rotsen hebben gehoord en de vader van Aeneas 'Redt ons, mannen' heeft geschreeuwd. ‘”Stort op de riemen u en roeit van hier!”  Zo doen zij, Palinurus wendt het roer en stuurt zijn steven, krakend, verder links; hem volgt de hele vloot met riem en zeil. De golven hieven hemelhoog ons op en deden ons weer dalen, afgronddiep: driemaal weerklonk in de holen het golfgeklots, driemaal vloog tot de sterren 't schuim omhoog.’  (3.561-67)  (Zowel bij Vergilius als in de meeste andere vertalingen is het niet 'afgrond­diep' maar 'tot in het schimmenrijk' dat ze gesleurd dreigen te worden.)

HET GEZAG VAN DE STUURMAN. Begin vijfde boek. Dat is ná de lange onderbreking van de reis in Carthago, op de vroege ochtend dat Dido zelfmoord heeft gepleegd nadat Aeneas en zijn tochtgenoten heimelijk zijn uitgevaren en er aan boord van de Trojanen een bedrukte stemming heerst. ‘De schepen waren al zover in zee, dat niets dan lucht en water, nergens land te zien was, toen een zwarte regenwolk opdagen kwam met storm en duisternis. De stuurman, hoog bij het roer, riep: “Wat betekent dit omfloerste zwerk? Wat wil Neptunus? - Reeft de zeilen, grijpt de riemen, tot laveren klaar!”’ Palinurus richt zich tot Aeneas en adviseert hem naar Eryx aan  de westkant van Sicilië uit te wijken, waar zij al eerder, nog voor Carthago, waren geweest en toen gastvrij ontvangen waren. ’“Ons ontbreekt de kracht (…). Het lot is ons te sterk. Laten we dus daarheen ons richten, waarheen dat ons roept! ’t Gastvrij Sicilisch strand van Eryx schijnt niet ver, als ik de sterren goed herken.”’ (5.8-25)  En zo geschiedde.

AANTEKENING. Volgens Connolly zag Palinurus in dat de storm na hun vertrek uit Carthago niet doorstaan kon worden, omdat die volgde op Aeneas’ verraad aan Dido en op de vuurgloed van Dido’s brandstapel aan de horizon, nadat zij vroeg die ochtend in alle vroegte heimelijk vertrokken waren. Ook al kon hij niet weten wat die gloed precies inhield, Palinurus realiseerde zich vanaf dat moment dat - in de woorden van Connolly - Aeneas niet langer ‘de Messias’ was en dat zijn aanvoerder ‘schuldig was aan hubris en goddeloosheid’. Hetgeen zijn passiviteit tijdens het verblijf in Eryx verklaart en de geleidelijke verwijdering tussen hem en zijn aanvoerder en diens missie.

 

> home - > (B) Enkele episoden uit de Aeneis geassicieerd aan Palinurus - > menu