> libretto

* hoofdmotieven

> prelude en proloog

> eerste akte/beeld

> tweede akte/beeld

> derde akte/beeld

> epiloog en finale

 

> zing zelf

> korte inhoud

> rolverdeling

> de gouden tak

 

> menu

 

< home

 

 

HET WERK

 

 

 

Hoofdmotieven van het libretto

 

 

SOMNIA TRISTIA

BASISMOTIEF is Palinouros’ droom, verdwijning en dood tegen de achtergrond van de maan en een drietal vrouwen - Helena, Penthesileia/Camilla en Dido - die Palinouros idealiseerde. Bij de uitwerking van dit motief wordt gebruik gemaakt van het mythologische concept van de drievoudige maangodin Hekate en van een scala aan personificaties en associaties rond deze godin, zowel dochter van de oergodin Nacht als afstammeling van de Titanen.
Een eigen driedeling is de trits: Hekate Ourania, Hekate Phoibe, Hekate Tartarouchos als respectievelijk wassende, volle en afnemende maan en hun associaties vanuit een persoonlijke mythe. Ourania wordt gedomineerd door de aardse, afrodisische oerkracht van Hekate, Phoibe door haar hoedanigheid als beschermgodin en Tartarouchos als afschrikwekkende onderwereldgodin.

MAANNACHT. In de nacht dat Palinouros verdwijnt is het nieuwe maan. Maannacht, nacht die doordrongen is van ijzingwekkende én bekoorlijke betovering. Een sfeer met een onmiskenbaar erotische ondergrond ook, die maanschemering wordt genoemd en waarin bepaalde aspecten van Hekate-Neaira (de jeugdige, de nieuwe maan) en Hekate-Ourania, -Phoibe en -Tartarouchos door elkaar lopen.

MAANSCHEMERING. Hoe Palinouros - zijn roer stevig omklemd en zijn ogen op de sterren gericht - tijdens de maannacht zijn ‘droeve droom’ beleeft, waarbij alles wat zijn geest de afgelopen tijd heeft bezig gehouden met elkaar lijkt te versmelten. Hoe hij - vervuld van opgekropte onlustgevoelens tegenover zijn meester vanwege diens dubieuze missie en wrede beslissing om de dochter van Helena op Trinakria achter te laten (en dan vooral ook de reden waarom) onder invloed van melancholieke verlangens naar zijn idolen en een opgekomen zucht naar vergetelheid zit te dromen, te piekeren, te dubben.

PRIJS VAN HET RIJK. Het verhaal van de fantasie volgt de interpretatie van diverse auteurs, waaronder de Engelse criticus en essayist Cyril Connolly, die menen dat de stuurman opzettelijk van boord is gegaan. Hij zou dit gedaan hebben omdat Aineias na zijn verraad aan Dido voor hem niet langer de ‘messias’ was en hij ook niet meer kon geloven in het ideaal van de zwerftocht: het stichten van de stad, die over de wereld zou gaan regeren. “Vergilius kende de prijs van het Rijk; de prijs aan leed, en de prijs aan geweten en aan zovele bevallige dingen. Dat hij die prijs kende, laat zijn gedicht zo duidelijk zien dat men onlangs op de gedachte is gekomen dat het gedicht een felle aanval op Augustus en de alleenheerschappij is.” (W.J. Knight, door Connolly geciteerd; vert. G.Meijsing)

DROEVE DROOM. ‘U zoekend, Palinurus, droeve droom u brengend - onverdiend’. Een vage verwoording van een voorgevoel, waarbij ‘somnia’ volgens R.D.Williams niet zozeer ‘dromen’ betekent maar eerder ‘doodsslaap’; slaap die doem brengt, slaap die tot je ondergang leidt, slaap waarbij je ten dode bent opgeschreven.
Maar ook noodlotsdromen: maannacht en het land waar Camilla woont nagenoeg in zicht. Palinouros die in gedachten van Dido en Helena naar de Italische amazone afdwaalt en het schrikbeeld van een door Aineias opgejaagde Camilla voor ogen krijgt. Na het beeld van de ontredderde Dido en al even ontredderde Helena nu de afspiegeling van het geschonden lijk van de Griekse amazone Penthesileia die aan hem verschijnt en hem met het beeld van het lichaam van de jonge Helena dat binnenkort geschonden gaat worden uit zijn sluimerige halfslaap doet ontwaken.
Palinouros’ voornemen om er vandoor te gaan en straks (wanneer het moment daar is) van een deel van het achterschip, met helmstok en al, een vlot voor zichzelf te gaan maken.

ZOEN- OF WRAAKOFFER. Poseidons toezegging aan Aphrodite dat hij in ruil voor één mensenleven voor een veilige overtocht van Trinakria naar het vasteland van Hesperia zou zorgen. Deze belofte was niet alleen aan Aphrodite in haar hoedanigheid van bezorgde moeder van Aineias en behoedster van de Trojanen en hun missie gedaan. Wanneer later voor haar onduidelijk blijft of het zoenoffer daadwerkelijk ten uitvoer is gebracht, omdat Poseidon zich daar niet verder over uit wil spreken, komen andere trekken van haar naar boven, die van wraak- en schikgodin.

ONGELUK OF ZOENOFFER. Het ‘ongeluk’ dat Palinouros de laatste nacht van de expeditie overkwam, was niet alleen het gevolg van een interventie ‘van bovenaf’ maar evenzeer van een ontwikkeling die van binnenuit, dat wil zeggen van de persoon Palinouros zelf uit gebeurde.
Het begint met een gebeurtenis die een zinsbedwelming lijkt: de maannacht waarin Palinouros voor zich uit zit te staren en definitief tot desertie besluit, ook al betreurt hij het dat hij zijn tochtgenoten in de steek zal moeten laten. Maar waarbij het gevolg geven aan zijn besluit door goddelijke tussenkomst, zowel van de kant van zijn belagers als van de kant van zijn beschermster, doorkruist en vervroegd wordt. Eerst in de golven en later op het strand weet hij te ontsnappen aan de goddelijke wraak vanuit het hem vijandige kamp; Misenos wordt versmoord en daarmee zou je kunnen zeggen is de trompetter het zoenoffer. geworden. Of lijkt dat maar zo en is het zoenoffer, omdat Palinouros gespaard is gebleven, toch nog niet ten uitvoering gebracht?

PHORBANTI SIMILIS - eerste palinouromachie. Onlust en vergetelheid in die nacht van liefelijke pracht. Haatgevoelens en gevoelens van melancholie in Palinouros geest tijdens zijn wacht en liefelijke vleierij die omslaat in geweld bij de slaapgod van wie gezegd werd dat hij op Phorbas lijkt, en venijnig geweld bij Phorbas zelf. De slaapgod heeft zich niet als Phorbas, maar achter Phorbas op de hoge achtersteven neergezet en samen proberen ze Palinouros af te leiden. De stuurman weigert op hun uitnodiging in te gaan. Hij kijkt de god en Phorbas nauwelijks aan. Zijn blik blijft op de sterren gericht, terwijl hij zijn helmstok nog steviger omklemt en de god en de ander duidelijk maakt dat de zee, ook als zij kalm is, niet te vertrouwen is, omdat verraderlijke winden hem al zo vaak bedrogen hebben. Palinouros verzet zich tegen het gevlei. Dat hij zijn verleiders daarbij nauwelijks of met moeite aankijkt is niet zozeer om de macht van de slaapgod of de slaap die over hem valt te weerstaan, maar omdat hij ingespannen probeert koers te houden en niet afgeleid wil worden: noch van zijn koers, noch van het plan waartoe hij heeft besloten. Tegelijkertijd heeft het spreken van de god en van Phorbas meer het karakter van een erotische verleidingspoging dan vleierij, zeker tegen de achtergrond van het ‘hesperische’ gehalte van de ‘vochtige nacht’ van dat moment - ‘a Night that harbours golden fruit’ (Kerényi). Werden de verleidingen in zijn dromen en fantasieën steeds door vrouwfiguren gedomineerd; nu, en dan niet in een droom, is het een mannelijke figuur, boodschapper en tevens minnaar van Hekatos (Apollo), die probeert Palinouros te verleiden.
Maar ga er maar vanuit dat het Hera is geweest, die de slaapgod op de stuurman heeft afgestuurd en Phorbas nog eens extra aanmoedigt wanneer de stuurman niet op hun voorstellen ingaat, hun vleierij omslaat in handtastelijkheid en er een gevecht van twee tegen een aan het ontstaan is. Waarbij Palinouros tegenover Phorbas en de slaapgod het onderspit delft, maar door tussenkomst van Hekate met zijn helmstok en het deel van de achtersteven, dat hij al eerder als onderdeel van zijn plan gedeeltelijk had losgemaakt, half versuft in zee tuimelt.

 

IN UNDA

BASISMOTIEF (VERVOLG). Eenzaamheid, melancholie, idealisering en verbittering. En een (onbewuste) drang tot zelfvernietiging. Droeve droom ook, nog steeds; niet langer hoog op de achtersteven maar op de golven van de zee op een losgeraakt deel van het achterschip, dat Palinouros als vlot is gaan dienen. En een nieuw plan dat getrokken moet worden om naar Trinakria en de jonge Helena, die niet mag overkomen wat - op een iets andere manier dan wel - Dido en Penthesileia overkwam, terug te kunnen keren.
Maanschemering, maar nu deinend op de golven - de rots van de Sirenen in het vizier. Deinen langs lijnen die eerder zijn geschetst en - zee, eeuwenoud symbool van het onbewuste (Connolly) - nog niet geëindigd zijn: (zelf)bedwelming, bovennatuurlijke interventie (het door een god gepakt worden), het kopje-onder gaan met het gevaar daarbij verzwolgen te worden en thema’s als offer en buit, die ook genoemd moeten worden en aan bod zullen komen. Palinouros is ten dode opgeschreven, dat staat wel vast.
Maar zo ver is het nog niet. Palinouros komt weer boven water nadat hij door toedoen van Hypnos en Phorbas met geweld te water is geraakt. Zijn helmstok en het deel van de achtersteven dat hij, voordat hij overvallen werd aan het lospeuteren was, drijven om hem heen. Geen god of wie dan ook meer te bekennen en zijn aanvoerder en metgezellen nog steeds in diepe rust. Palinouros begint met het stuk van de achtersteven als vlot en met de helmstok als roer om de rots van de Sirenen heen richting het vasteland te manoeuvreren.

 

*

 

SI CREDERE DIGNUM EST. Tot zover de belangrijkste motieven voor het schrijven van het libretto. Hoewel we hiermee pas aan het einde van de eerste akte, het eerste beeld zijn beland, is het zo dat we op deze manier niet door kunnen gaan: de rest is eigenlijk alleen 40 maar fabulering. Te beginnen met de omstandigheden van Misenos’ dood op het strand van Kumai: ‘als men het geloven mag’, zoals in de Aeneis wordt gezegd. Dan de bladeren waarop de Sibylla in haar grot met honderd holen haar spreuken schrijft en die geen voorspellende waarde meer hebben als de bladeren door elkaar komen te liggen. En is Aineias nu wel of niet onder begeleiding van de Sibylla in de onderwereld afgedaald, of gaat het om een droom, waarin hij die afdaling en wat zich dan in de onderwereld afspeelt beleeft, omdat hij de onderwereld via de poort van de ‘valse slaap’ verlaat en niet die van de ‘ware’? Verder - ook als de afdaling in de onderwereld wèl plaats zou hebben gehad - het ongeloofwaardige verslag van de schim van Palinouros over wat hem was overkomen nadat hij in zee getuimeld was en hoe hij bij Velia was omgebracht - nog afgezien van wat hij over die val in zee vertelde. En hoe zit het met de gouden tak in relatie tot de poort van de valse droom als gevolg van het advies dat door Helikons Muze ingefluisterd is, om wanneer Palinouros na zijn dood weer aan de zee teruggegeven wordt, hem dood en wel dit raadselachtige attribuut te gunnen? Kortom, de schrijver van het libretto heeft de vrijheid om wat volgt ná dat Palinouros in zee gevallen is en om de rots waar ooit de Sirenen hebben gehuisd heen manoeuvreert, op basis van wat over de Sirenen en hun invloed op het verhaal al in de andere delen is verteld, naar eigen inzicht (de verborgen betekenis ook van de gouden tak die van Aineias naar Palinouros is overgegaan) verder in te vullen.

 

*

 

IN LITORE

SIRENEN. Wat bij het vervolg als eerste een rol speelt zijn de associaties rond de Sirenen. Kort samengevat van wat daarover in deel 1 is gezegd: verloren dromen in herinnering, ‘zij die wegkwijnen’; de dood in lokken, ‘zij die met een touw vastbinden’; dragers van menselijke verlangens, erotische bedoelingen met de helden om wie zij treuren; het vangen van zielen van overledenen, symbool van het doodsgevaar dat de zeeman bedreigt en lokt - associaties die, nu de maannacht door haar keerpunt is gegaan, Palinouros in de golven is beland en het zachte gedruis van de kalme, maanschemerige zee in het verre gedruis en gebeuk van de branding en de golven tegen het rotseiland is overgegaan, aanknopingspunten bieden voor hoe het met Palinouros verder is gegaan en waar, onder welke omstandigheden en door wie hij aan zijn einde is gekomen.
Eerst bij Kumai (Cumae) - koortsachtig dromen, wegkwijnen, zoenoffer, door Misenos versmoord. Dan Velia - vastgebonden, de dood ingelokt, offerritueel en geofferd door Hekalene. Als derde nabij Peloro - verlangens, erotische bedoelingen, slachtoffer, door Skylla verzwolgen. In wat hierna volgt is vanwege de bekrachtiging door ‘hemelse tekens’ tijdens het veldonderzoek voor de laatste afloop, die bij Peloro, gekozen. Uitgangspunt bij alle drie de ontknopingen blijft dat Palinouros het plan had opgevat om nadat hij Aineias naar zijn doel op het vasteland van Hesperia had gebracht, naar Eryx (het huidige Erice) op de westkust van Trinakria (Sicilië) terug te keren. Vanwege de belofte - de reden daarvan en wat die inhield zijn bekend door wat in de delen hiervoor daarover is gezegd - die hij bij zijn vertrek uit Eryx Helena de Jongere had gedaan, maar wat hem, welke van de drie ontknopingen dan ook, niet zal gaan lukken.

LOCI DELICTI. Steeds op de kustlijn. Eerst is er, vroeg in de ochtend, het strand bij Eryx, waar Poseidon zijn belofte aan Aphrodite doet en de prijs noemt - een mensenleven - die daarvoor betaald moet worden. Dan het strand en de rotsen nabij Kumai, eveneens ‘s morgens vroeg; waar naar we aannemen een tweegevecht tussen Palinouros en Misenos ontstond en Triton Misenos in het schuim van de branding liet verdrinken. Vervolgens is er het strand nabij Velia, tegen de avond, waar Palinouros, als hij al langs dobberend op bepaalde verlokkingen was ingegaan, een weerzinwekkende offerdood gestorven zou zijn en zijn overschot ten prooi aan de golven en de wind op het strand aldaar zou zijn achtergebleven. In deze fantasie gebeurt dat niet; wel wordt zijn overschot van de plek waar hij omkomt naar dit strand gebracht, naast de kaap die naar hem vernoemd zal worden. Tenslotte is er de rots schuin tegenover Peloro, midden op de dag. Nog aan deze kant van de kloof en de oversteek nog moet beginnen. Palinouros’ leven eindigt, na alle gevaren van Kumai en Velia te hebben getrotseerd - deels door eigen toedoen, deels door het lot - dan toch bij Skylla. Zijn overschot wordt door zeenimfen naar Velia gebracht en samen met de gouden tak die in zijn dode handen was overgegaan, op het strand aldaar gelegd. Alwaar ook zijn verheerlijking plaatsvindt.

OUDE BESCHERMSTER. Op hetzelfde moment dat Palinouros’ overschot in Velia begraven en verheerlijkt wordt, vindt ook de verheerlijking van zijn beschermelinge Helena de Jongere plaats, op een totaal andere plek - in het oude land, waar een ‘oude beschermster’ ooit door Zeus verkracht was. Het is niet duidelijk of Aineias op dat moment al via de poort van de valse droom naar zijn tochtgenoten is teruggekeerd, omdat wij vanaf nu niet langer in Hesperië verkeren. Hij zal wel niet beseft hebben dat het feit dat hij bij zijn missie aan land twee van zijn bekwaamste deelgenoten moet missen, betekent dat een ‘oude beschermster’ genoeg van hem had en - in de woorden van W.J. Knight (die, door Connolly geciteerd, het over een ‘oude beschermer’ heeft) - ‘het beloofde land niet wilde binnengaan, of die geen deel meer wilde hebben aan de noodzakelijke slachtpartijen om het in bezit te nemen’. (Vert. G.Meijsing)

> home - > zing zelf - > korte inhoud - > rolverdeling - > libretto - > hoofdmotieven - > vertelling - > gouden tak - > menu