* Appendix

> Over het ontstaan van de fabel
- Over het project - LHOOQ
>
Noten
> Verantwoording

 

*

 

> Ten geleide

 

> Wie was Hekate

 

> Hekate Trivia

- Eerste wacht - Nox umida
- Hondewacht - Te, Palinure, petens
- Dagwacht - In unda
- Voormiddagwacht - Thanatos
- Van fabel naar parabel

 

> Trivia Selene

- Slaap - Selene
- Offer - Misenus
- In litore - Cumae
- Olentis averni - Afgrond
- Van fabel naar parabel (v)

 

> Hekalene

- Aanvallige muzen - Hesiodos
- Van fabel naar parabel (vv)

 

> menu

 

> home

 

 

 


DE FABEL - APPENDIX

 

 

 

Over het project

[ LHOOQ ]

 

 

 

We waren de fabel begonnen met Connolly’s opmerking dat Palinurus’ naam ook een seksuele betekenis heeft en dat het goed zou zijn - mits de tijd het toeliet en er geld voor was - die op Freudiaanse basis nader te onderzoeken!(>*1) Maar wat dan te doen met Robert Grave’s opvatting dat mythologische verhalen, waar het Palinurusverhaal ook onder valt, juist niet langs psychoanalytische weg, maar vanuit hun historische achtergrond bestudeerd moeten worden?
Dan was er de nog de kwestie over de precieze betekenis van de rol van Nemesis aan het einde van de fabel Hekate Trivia. En het feit dat de delen Trivia Selene en Hekalene na het voltooien van de versie van Hekate Trivia van 1998 slechts uit een paar vragen en schetsmatige hoofdlijnen bestonden, waarin de rol van Misenus en van Hesiodos ooit nog uitgewerkt zouden moeten worden. Verder had ik het onbevredigende gevoel dat Palinurus een ‘urgentere’ reden voor zijn desertie moet hebben gehad dan de beweegredenen die op dat moment naar boven waren gekomen. En dat een nader onderzoek via een andere weg, buiten die van de studeerkamer om, nodig was om daarachter te komen.(>*2)

Tijd was niet het probleem - en toen, in 2009, was er ineens geld, en kon het onderzoek dus voortgezet worden. Connolly’s studie van het vertrouwelijk psychiatrisch rapport over Palinurus bleef het belangrijkste uitgangspunt, evenals de achtergrond van ‘de schimmige verten van oude mythologie en volksoverlevering’ en ‘de ontzag inboezemende en geheimzinnige sfeer’ (>*3) waarvan volgens R.D.Williams de Aeneis van Vergilius en wat mij betreft zeker het Palurusverhaal ten diepste zijn doordrongen.
Het geld werd mij in het kader van een jubileum van een subsidie verlenende instantie die al vaker projecten van mij had ondersteund verleend. Ter gelegenheid van dat jubileum werd de mogelijkheid geboden om live een droomplan of plannen voor een bijzonder project te komen presenteren. Ik heb toen het plan voor het nader onderzoek als een plan voor een webwerk - een webopera met de titel De K van Skylla / LHOOQ - gepresenteerd; een plan dat zes, zeven jaar later dus deze platonische fantasie als leesopera
(>*4) is geworden.

De ondertitel LHOOQ van mijn voorstel was aan twee werken van Marcel Duchamp ontleend. Een ontlening die suggestief en ook wel baldadig aansloot op de titel en het onderwerp van mijn presentatie. Die tevens een knipoog naar de toegewijde kampioen op het gebied van relativering van artistieke pretenties en ambities wilde zijn, want ook al was het een serieus thema dat ik voor het voetlicht wilde brengen: het moest wel luchtig blijven.
De oproep tot een live-presentatie voor een beeldende kunstproject riep bij mij een directe associatie op met deze kunstenaar die zo sterk bepalend voor de ontwikkeling van de kunst in de vorige eeuw is geweest: hoe hij in de eerste helft van die eeuw op een uitvindersbeurs zijn rotoreliëfs presenteerde. Ik had daarvan ooit een amusante foto gezien en het zoeken daarnaar betekende een hernieuwde kennismaking met Duchamps oeuvre. Ik ben aldoor van mening geweest dat het geen kwaad kan - ook nu nog, een eeuw na zijn doorbraak in Amerika - je in zaken van de scheppende kunst, kunst die op dat moment wordt gemaakt, vanuit een duchampiaans perspectief te blijven bekijken. Niet teveel zwaarwichtigheid bijvoorbeeld, humor op zijn tijd, en een zekere dosis erotiek niet te vergeten. Dat ik dat vind is omdat vanaf het begin van mijn loopbaan als beeldend kunstenaar Duchamp onophoudelijk als een vorm van artistiek geweten in mijn hoofd heeft gezeten.
Maar met een relativerend artistiek geweten maak je geen kunst, wat ook Duchamp heel goed heeft geweten. In 1963 heeft hij in een interview dan wel gezegd: ‘Courbet was de eerste kunstenaar die zei: “Neem mijn kunst zoals die is, of laat 'r gaan. Ik ben vrij”’, maar het viel mij tijdens mijn voorbereiding voor de live-presentatie op - wellicht ook vanwege de invalshoek van dat moment - dat ook deze als anti-kunstenaar bekend staande kunstenaar zijn klassieken kende en zich door hen liet inspireren. Met Courbets L'Origine du Monde bijvoorbeeld begint het hoofdstuk Sources - le musée de Marcel Duchamp van het tweede deel van de catalogue raisonné onder redactie van Jean Clair over Marcel Duchamp, die ik in 1978 in Parijs had aangeschaft en waarin meerdere werken van Duchamp ‘naar’ Courbet zijn opgenomen. Met name de invloed van Courbet op Duchamp, tot aan zijn laatste werk Étant donnés toe, heb ik toen in mijn presentatie laten zien (*5)om aan te tonen dat ook hij, met alle recalcitrantie van dien, net als Cézanne, die andere pionier van vernieuwing in de kunst, tot aan het einde van zijn loopbaan naar de oude meesters bleef kijken - en werken...(>*6) 

Ter afsluiting van mijn presentatie had ik met betrekking tot een deelonderwerp van het project nog het volgende op te merken. Dat ik mijn opleiding op de ‘oude’ Rijksakademie had gehad, waar de opleiding destijds voor het grootste deel bestond uit het naschilderen van blote vrouwen. Ik heb toen (1967-72), net als mijn grote voorbeeld Paul Cézanne, uit het hoofd of naar modelschetsen composities met vrouwen in landschappelijke settings gemaakt. En studies naar Poussin, Cézannes grote voorbeeld. Eén compositie van mij uit die tijd - drie vrouwen aan een waterkant - heb ik over alle jaren heen bewaard, naast een studie naar Poussins Bacchanaal met een zuil van Pan van de National Gallery in Londen. De compositie met drie vrouwen was op een Grieks reliëf gebaseerd: de Ludovisi-troon die heden ten dage in het Palazzo Altemps in Rome te zien is.(>*7)

Drie vrouwen dus. En waterkant. Wat zei Connolly ook al weer in de laatste alinea's van zijn boek The Unquiet Grave, waarin hij de Griekse betekenis van de naam van Palinurus verbindt met eerdergenoemd epigram van Martialis en hij erop wijst dat de twee woorden daarin die op water slaan, ook een seksuele betekenis hebben? Ik heb die woorden als een aansporing ten tweede male opgevat om nu er nog steeds tijd en er weer geld voor was die ‘diepe analyse’ in alle openheid (>*8) voort te zetten.

 

> home - > ten geleide - > over Hekate - > Hekate Trivia - > Trivia Selene - > Hekalene - > appendix 1 - > 2 - > 3 - > 4 - > menu